Erfgoed in eventtechniek

Zo af en toe eens stilstaan bij het verleden, helpt om stappen te maken in de toekomst. Daarom staat Kevin, met Chris Van Goethem, stil bij de geschiedenis van podiumlicht en wat we daaruit kunnen leren.

Reageer op deze tv aflevering

Heb je al een account op eventplanner.nl? Meld je aan
Heb je nog geen account? Schrijf je comment hieronder:

Ook beschikbaar als podcast:

Ook via podcast:

Listen on Google PodcastsListen on Apple PodcastsListen on Shopify

Transcript

Zo af en toe eens stilstaan bij het verleden, helpt om stappen te maken in de toekomst. Daarom sta ik, met Chris Van Goethem, stil bij de geschiedenis van podiumlicht en wat we daaruit kunnen leren.

 

Dag Chris, welkom in de studio.

 

Hallo.

 

We gaan vandaag eens teruggaan in de tijd, hé. We gaan het hebben over oude lampen.

 

Ja, eigenlijk, misschien zelfs een beetje uitgebreider. Niet alleen over lampen, maar over het hele erfgoed van onze sector, eigenlijk.

 

Ja, inderdaad. Waarom is dat belangrijk?

 

Er zijn verschillende redenen. Er is, aan de ene kant is er een stuk nostalgie.

Je merkt heel goed dat bedrijven, die een beetje op leeftijd beginnen komen, die heel dikwijls in de jaren '60-'70 zijn begonnen, daar toch, plotseling, terug aandacht aan besteden. Dat is één element. Een ander element is dat mensen, eigenlijk, heel dikwijls terug naar de geschiedenis kijken.

Om nieuwe dingen te bedenken. En het mooiste voorbeeld daarvan, bijvoorbeeld, is alle 3D-decors, die we nu kennen. Die je in alle grote shows ziet. Die, eigenlijk, gebaseerd zijn op een techniek, die vóór 1900, eigenlijk, al ontwikkeld is. Pepper's ghost, waar je geesten mee kon doen verschijnen. Dat was een techniek die werd gebruikt. Dat is een beetje uitgestorven. Omdat men ook niet de middelen had, om daar heel grote beelden mee te maken.

En wat je dus nu krijgt, is dat, door het feit dat we die middelen wel hebben, dat die techniek terug wordt opgepikt. En dat daar heel nieuwe dingen mee worden gedaan. Waaronder die 3D-decors.

 

Dus af en toe eens terugkijken, om vooruit te geraken.

 

Ja, dat is een... Geschiedenis is een heel goede inspiratie, om nieuwe innovatie op te wekken.

Dus, dat is zeker een belangrijk element. Daarnaast heb je, en dan moet je, misschien, meer naar de podiumsector kijken, dat het heel moeilijk is om een voorstelling te begrijpen, als je niet weet hoe die technisch in elkaar zat.

Je hebt, weliswaar, een tekst. Je weet misschien, ongeveer, hoe dingen gespeeld zijn.

Maar je hebt geen idee hoe dat eruitzag. En dat kan je, eigenlijk, door onderzoek te doen naar die historische technieken, kan je dat, voor een stuk, gaan reconstrueren.

En beter begrijpen hoe een stuk, op een bepaald moment, werd gespeeld.

 

Jij bent daar heel actief mee bezig. Met dat erfgoed.

Als je zo eens... Als we naar de belangrijkste verhaallijnen kijken, van de afgelopen decennia. Wat is, voor eventorganisatoren, voor podiumkunstenaars, wat zijn zo de belangrijke dingen die je moet weten, van dat erfgoed?

 

Het eerste is, eigenlijk, als je over de laatste tweeduizend jaar kijkt, dan zit 95% van onze geschiedenis, zit tussen de jaren '40-jaren '50 en nu.

Het is onwaarschijnlijk. Het is, eigenlijk, tussen wat de Romeinen deden en wat in de Barokperiode gebeurde en wat zelfs later, in de stadstheaters, zoals de Bourla, gebeurde, daar zitten nuances in, maar, eigenlijk, was dat grosso modo hetzelfde.

Het is maar op het moment dat we naar elektrisch licht zijn gegaan, en van elektrisch naar elektronisch, van elektronisch naar digitaal, van digitaal naar virtueel zijn gegaan, dat is, eigenlijk, op een ongelooflijk korte periode gebeurd.

 

Maar, desondanks, als je dan kijkt, hoe sommige theaters nog met kaarslicht, want ik heb ook wat research gedaan voor deze aflevering, uiteraard, hoe sommige theaters nog met kaarslicht verlicht konden worden, ja, dat op zich vond ik al fascinerend, om naar te kijken.

 

Ja, absoluut. Er is trouwens nog altijd één theater in Londen, dat is teruggebouwd, naast het Globe Theatre, Wanamaker Theatre, waar ze dus terug volledig met kaarslicht werken.

En met de... Niet met de originele cast, want dat zou een beetje een probleem zijn, want die werden gemaakt van rundsvet en schapenvet. En als je dat te lang in uw pan laat liggen, dan weet je direct waarom geen goed plan is, om dat nog in een theater te gebruiken.

Maar, dus, dat gebeurt dan nog. Meer als een experiment, om te laten zien. Maar, dat functioneert, eigenlijk, vrij goed. Maar je ziet, eigenlijk, die kaarsen was een techniek, die veelvuldig gebruikt werd. Die vrij goed was. Alleen konden de acteurs niet diep op de scene staan. Omdat je het licht niet diep genoeg kreeg en er was geen frontlicht. Dus, je had een voetlicht nodig om de gezichten te zien. Wat een beetje een vreemd beeld gaf. En het licht kwam alleen van opzij. En van beneden, eigenlijk.

En dat is dan veranderd met gaslicht. Maar daar had je het andere probleem. Dat waren gigantische vlammen. Dat zoog gewoon alle zuurstof uit de zaal. En er gebeurden heel veel ongelukken mee, met die vlammen. Er zijn een aantal verhalen bekend, van danseressen met tutu's, die een verkeerde beweging maken, tutu schiet in brand, andere komen helpen, andere tutu schiet in brand en in de kortste keren, loopt heel uw theater met rond... lopen daar brandende mensen rond.

 

En dat is ook geen goede oplossing.

 

Dat was niet echt een goede oplossing. Maar, dan kon je al wel, voor de eerste keer, licht van boven laten komen. Dus, dat was al een groot voordeel, dat je toch de gezichten iets beter kon zien.

En dan gaan we naar elektrisch licht, wat mensen helemaal niet vertrouwden. Het is zelfs zo, dat het eerste theater, bij de opening, bij het nieuwe ding, dat er iemand opkwam met een lamp en die met een hamer kapot klopte, om aan te tonen dat er geen brand zou zijn, als er een lamp kapot moest gaan. Dus, enfin, dat is... Maar, dan blijf je nog altijd zitten met een soort van diffuus licht.

In een volgende stap, gaan we dan, eigenlijk, voor een eerste keer, naar gefocust licht. En dan kan je dus op de scene gaan werken. En het is, eigenlijk, pas dan, dat je echt een beeld kan gaan maken.

 

Omdat er lenzen bij kwamen, op dat moment?

 

Omdat er lenzen bijkomen, spiegels bijkomen, omdat je dingen kon gaan regelen. Omdat die mechanica bestond. Maar, eigenlijk, de essentie is: je kon licht, bijna, uit één punt laten komen. Bij alle bronnen, die daarvoor zijn, krijg je, een beetje, een vaag, algemeen licht. Omdat je geen puntbron hebt. En je kan maar echt gefocust licht maken, als je echt een puntbron hebt.

Dus, wat zie je dan gebeuren? Frontlicht. Maar op dat moment, beginnen mensen daar ook mee te spelen. Eigenlijk is dat ook het ontstaan van het beroep van lichtontwerper, hé. Daarvoor kwam iemand het licht aansteken, bij wijze van spreken. Het is pas op dat moment, dat je echt lichtontwerp krijgt. En dat is dan door geëvolueerd naar alles wat we nu kennen.

Daar is de Rock-'n-roll een afgeleide van, maar net zo goed een reclamebord dat heel veel gebruikt. Het feit dat je met licht kan gaan spelen, om mensen, een stuk, te gaan beïnvloeden. Dus dat is zeker een evolutie, die je daar heel hard in ziet.

En je ziet soortgelijke evoluties, in geluid en in beeld. In de zin...

Het is heel leuk, bijvoorbeeld, de eerste geluidsopname, die hebben ze, eigenlijk, maar drie of vier jaar geleden kunnen terug afspelen. Want dat was gewoon een rol papier, waarop de trillingen werden geregistreerd. Maar je kon dat niet terugspelen. En nu heeft men met, eigenlijk, dat geïmporteerd in een geluidsprogramma en nu kan men, voor de eerste keer, terug horen wat op die originele rol stond. Maar ook daar zie je, beetje bij beetje, al die technieken verdergaan.

En die evolutie is, vanaf de jaren '60, jaren '70, is die enorm gestegen.

Als je ziet dat, 10-15 jaar geleden, een gemiddeld cultuurcentrum, de standaarduitrusting was een Revox. Een grote bandopnemer met twee spoelen.

Als je nu aan de gemiddelde achttienjarige een foto van een Revox laat zien, dan denkt die dat die op zijn kop staat, want de wielen staan aan de bovenkant. Dus, je hebt daar geen... Die evolutie gaat zo snel, dat we ook heel snel dingen gaan verliezen. En dat we ook heel snel niet meer gaan weten van: hoe werkte dat nu? En op dat punt is niet alleen de techniek... Want die techniek op zich, om het nu heel cru te zeggen, is niet zo boeiend. Het is maar boeiend op het moment dat je gaat kijken, wat mensen ermee gaan doen.

Vandaar dat we, in heel dat verhaal rond erfgoed, aan de ene kant kijken naar materiaal, met een focus op alles wat interface is. Alles waar je mee gaat bedienen, waar je, eigenlijk, de mens verbindt met de techniek. Dat is één focus.

Maar tegelijkertijd gaan we ook kijken naar oudere technici. Mensen die in de beginjaren begonnen zijn. Een student van de pianofabriek heeft, bijvoorbeeld, een interview gedaan, met diegene die de eerste Rock Werchters, met een mengtafel van negen kanalen, dat was toen gigantisch, en daar draaide heel dat festival op. De verhalen van die man zijn ruim zo belangrijk, als dat toestel op zich.

Omdat je, inderdaad, daar leert van: hoe werkten mensen? Hoe gingen die met artiesten om? Hoe gingen die met hun materiaal om? Wat was die klank? En je ontdekt daar, heel dikwijls, elementen in, die plotseling aangeven hoe het komt, dat bepaalde dingen gebeurden.

Ik vond een heel mooi voorbeeld, een paar weken terug: een reportage over de Beatles. Die op een gegeven moment stoppen met optreden. Omdat ze zichzelf niet meer konden horen en omdat het publiek hen niet kon horen. Want de geluidsversterking was niet ver genoeg gevorderd, om een concert te doen in een arena, bijvoorbeeld. De eerste rijen, die hoorden nog. Zij hoorden alleen nog een joelend publiek. Dus je kon, eigenlijk, geen degelijk concert doen. En daarom zijn ze, eigenlijk, begonnen meer te focussen op opnames en minder op liveoptredens.

Als je die techniek niet begrijpt, en je bekijkt dat met ogen van nu, dan denk je van: hoe kan dat nu, dat je in een stadion, u niet verstaanbaar kunt maken.

 

Ja, ja, want vandaag is dat evident.

 

Ja.

 

Nu, zo'n geluidstechnieker, die zoveel jaren terug een paneel met die beperkingen had, die moest, waarschijnlijk, ook veel creatiever zijn dan wij vandaag, om net met die beperkingen om te kunnen gaan.

 

Ja, absoluut. En zeker in live werk. In de zin van: ja, je had een zeer beperkte toonregeling, hé. Dus, dat moest echt, 100% een muzikant zijn. En dat is nu ook nog zo. Ik blijf geloven dat, de belangrijkste muzikant van een groep, is diegene die achter de mengtafel staat. Want die bepaalt de klank. Alleen heeft die nu veel meer mogelijkheden. Kan die veel meer dingen voorbereiden. Terwijl, op dat moment, moest je daar staan en moest je luisteren en doen. En dat was het.

 

Ja, dat is een live performance.

 

Absoluut. Dus in die zin was dat, als beroep, ook veel intensiever. Want je kon, eigenlijk... Ja, je moest echt meespelen met wat er gebeurde. Dus dat is... Op dat punt zie je ook wel, dat beroepen beginnen veranderen.

 

Tuurlijk, tuurlijk. We zijn dan naar die elektrische lampen overgegaan. Er komt meer en meer techniek binnen. Maar het blijft niet stilstaan, natuurlijk, hé. Je zegt ook: de meeste veranderingen gebeuren in de laatste decennia. We zijn nu aan het overschakelen, hé. We hebben het, in onze vorige uitzendingen, die we samen gemaakt hebben, ook over LED, enzoverder, gehad. Hoe zie je dat verder evolueren?

 

Wat je, eigenlijk, ziet gebeuren: dat alles virtueler wordt. In de zin van: dat je niet meer een fysiek toestel hebt. Maar je hebt een stuk software, dat, eigenlijk, dat toestel gaat nabootsen. Dat heeft het voordeel, dat we dingen allemaal veel compacter kunnen maken. Maar heeft, aan de andere kant, het nadeel, dat het heel moeilijk wordt om in te grijpen. En op dat punt, denk ik dat, is terugkijken naar de geschiedenis, naar hoe interfaces gemaakt werden, hoe je mogelijk maakt voor een technicus, om mee te spelen met wat er gebeurt op een scène, of op een plateau, of wat dan ook, dat we dan niet gaan verliezen.

 

Maar heeft dat ook niet te maken met het feit dat...

Een oude lamp was een heel eenvoudig toestel: een lens, daar zat een lamp in gedraaid. Als die stuk was, dan begreep iedereen, die die lamp moest bedienen, wat er kapot was en hoe die dat direct kon herstellen. Vandaag zijn toestellen zodanig complex, ingewikkeld, dat het basisidee van hoe zo'n toestel werkt, dat dat soms, bij de mensen die het bedienen, ook gewoon niet meer duidelijk is.

 

Nee, dat klopt en daar wordt... Je merkt dat we daar ook tegen de grenzen aanlopen.

Ik bedoel: licht kan je, uiteindelijk, nog wel een stuk bedienen en...

Maar je moet dingen voorbereiden. Je kan niet, zomaar, achter een tafel gaan staan.

Maar als je het, bijvoorbeeld, hebt over live video bedienen. Dat is bijna niet meer mogelijk om, on-the-spot, beelden te gaan manipuleren. Je moet echt, op voorhand, ongeveer weten wat je wil.

En daar verliezen we, soms, ook wel een stuk aan. Maar dat is een beetje eigen aan wat we doen. Maar ik denk dat we die balans moeten blijven vinden, tussen, aan de ene kant, de technicus als een creatief persoon, als een acteur, die een stuk meespeelt, met een technisch medium.

En, aan de andere kant, toch wel alle mogelijkheden blijven benutten.

Want dat zou inderdaad, allez, het zou jammer zijn dat we dat niet hebben.

Er zijn andere nadelen. Tot tien jaar geleden, een showstop, bijvoorbeeld, dat was iets ondenkbaar.

Het idee dat je een voorstelling stillegde, omdat er een technisch probleem was, dat was bijna ondenkbaar en dan kwam je in de krant. Met alle elektronica en alle vooral digitale en virtuele tools, die we nu hebben, is het helemaal niet meer denkbeeldig, dat iemand zegt: we gaan even stoppen, we gaan de computer herstarten.

 

Ja, maar, bijvoorbeeld, ook de nieuwe Studio 100 show, één van de grootste producties in België, ooit: al x-aantal keren stilgelegd, alle mensen ticket terug moeten betalen, omdat de techniek hapert.

 

Ja, maar dat heeft ook te maken, met: leveranciers, tegenwoordig, maken iets en outsourcen het testen van hun materiaal, eigenlijk, aan hun publiek, aan hun klanten. Vroeger werd een toestel, dat werd zes maanden, een jaar, twee jaar getest. En dan was dat helemaal klaar. En dan ging dat naar de klant. Maar wat je nu ziet, is dat die tijd er niet is, want dan zou je iets leveren dat al verouderd is. Het gaat zo snel. Dus wat doet men? Men laat, eigenlijk, zijn klanten, de zaken testen.

 

Ja en als je dan, natuurlijk, een musical maakt, die het uiterste van de technologie vergt. Ja, dan zit je met dat probleem.

 

Ja, absoluut.

En dan zit je echt met, ja, met dingen die, eigenlijk, nooit echt ten volle zijn kunnen getest worden. Omdat ze juist zo groot zijn. En soms ook met externe factoren, waar je geen invloed meer op hebt.

In de zin: aan de ene kant, maken we heel specifieke software. Maar we draaien die op, eigenlijk, vrij traditionele, zieke platformen: computers, netwerken en dat soort dingen. Die ook niet altijd aan de kwaliteitsnorm kunnen voldoen, die wij hebben. Als je een storing hebt van buiten uit en die komt in uw netwerk terecht. Ja, daar kan je heel weinig, nog zelf aan doen. En de complexiteit van uw show maakt ook, dat je, eigenlijk, niet anders kan, dan stoppen.

Ik bedoel, met een puur mechanisch systeem, zou daar nog iemand naast lopen, met een noodknop. Voor moest het misgaan. Maar de complexiteit, die je in dit soort dingen hebt, maakt dat je ook niet anders kan. Of dat het niet te verantwoorden is, om niet te stoppen.

Maar het is een fenomeen, dat je niet alleen hier ziet. Ik zie in Londen dezelfde soort problemen met shows. Ik zie dat in Duitsland. Juist omdat, ja, wij maken unieke voorstellingen, Daarvoor bouwen we, heel dikwijls een unieke combinatie van toestellen bij elkaar. Wat maakt dat daar een soort van kinderziektes inkruipen en dat maakt het ook wel heel moeilijk.

Omdat je, inderdaad, hoe langer, hoe minder vat krijgt op de basis, van waar je mee bezig bent.

 

Hoe kijk jij naar de toekomst? Want in heel veel branches...

Ja, eigenlijk, artificial intelligence, enzoverder. Het zit er allemaal aan te komen. Machine learning, enzoverder. Ik kan me voorstellen, dat er morgen een computer bestaat, die op een betere manier een set kan uitlichten, dan de beste lichttechnieker.

 

Dat hangt er vooral van af, hoe je beter definieert.

In de zin: als je een congres hebt, en ik duid aan waar, of hij herkent waar de spreker staat. En je voedt de computer een beetje met logo's, zodat hij een kleurencombinatie kan maken. Dan gaat dat wel werken. Maar op het moment dat je het over creativiteit hebt, over samenspelen met mensen, dan zie ik dat nog niet zo direct. Het zal wel makkelijker gemaakt worden.

Ik zie, bijvoorbeeld, artificiële intelligentie heel bruikbaar in de toekomst, om juist terug zelf dingen te gaan bedienen. In video, waar de complexiteit van de parameters te groot is, om nog alles te bedienen. Daar ga je zeker hulpmiddelen vandaan krijgen.

Maar het creatief proces, om iets te maken, om iets unieks te maken, dat nog nooit eerder daar geweest is? Dat zie ik nog niet zo direct. En dan moet je met twee woorden spreken, want je weet uiteraard niet wat er over twintig jaar is. Maar dat is niet zo eenvoudig op te vangen. Omdat je dat toch...

Ja, dat is een soort van samenspel, tussen een aantal mensen die op de scène staan, een regisseur die ideeën heeft, het referentiekader van uw publiek. En al die dingen samen, maken dat je, een soort van, unieke voorstelling maakt.

Dus, dat zie ik nog niet zo direct gebeuren. Maar op lange termijn, dat weet je natuurlijk niet.

En dan hangt het er vooral vanaf, met wat ga je die systemen voeden? In de zin, hé, voor objectherkenning, bijvoorbeeld, moet je systemen gaan voeden met duizenden en duizenden foto's. Van een bepaald object, zodat die, uiteindelijk, kan zeggen van: oké, dat is een stoel. Maar, afhankelijk van wat je daar insteekt, in dat systeem, krijg je ook andere resultaten. Waardoor je toch altijd, je voorstelling in een bepaalde richting gaat sturen. Dat is één aspect. Een ander aspect is dat artiesten...

Hoe meer technologie er is, hoe meer je terug artiesten krijgt, die zeggen: wij doen zonder...

Je ziet, bijvoorbeeld, het straattheater, heel hard terug opkomen.

 

Ja, akoestische sets, dat soort dingen, ja.

 

Dus, ik denk dat het altijd een balans gaat zijn. We gaan wel een stuk geholpen worden. We gaan ook veel meer vastlopen, vrees ik.

Maar tegelijkertijd, denk ik dat je de twee naast elkaar gaat blijven hebben. Dus, ik ben niet zo ongerust dat ons beroep plotseling gaat verdwijnen.

 

Daar wilde ik even naar polsen. Chris, hartelijk dank om ons mee te nemen op deze reis.

En voor je komst naar de studio.

 

Dat is graag gedaan.

 

En u, beste kijker, bedankt voor het kijken en alweer tot volgende week.

Advertenties