Vakvereniging BESA organiseerde recent een workshop over 'schijnzelfstandigheid'. De wetgeving hieromtrent werd recent gewijzigd en de eventsector doet nu eenmaal veel beroep op freelancers en zelfstandigen.
Sinds 1 januari is een wijziging van de wet op de 'arbeidsrelaties' van kracht om het fenomeen van schijnzelfstandigheid te voorkomen. In de workshop gaf BESA meer uitleg. Hoewel het fenomeen van de schijnzelfstandigen zeker niet specifiek op de eventsector van toepassing is, gebruikt deze laatste een groot aantal zelfstandigen die, naargelang van de relatie met hun klanten, er alle baat bij hebben om perfect in orde te zijn. De Belgische overheid is namelijk op zoek naar geld en de schijnzelfstandigen vormen een groep die 'daarvoor kan zorgen'.
Het verslag van BESA:
Werknemer vs. zelfstandige
Maar laten we bij het begin beginnen. Het uitoefenen van een professionele activiteit kan bij ons op twee manieren gebeuren: ofwel in het kader van een arbeidsovereenkomst (sociaal recht), ofwel in het kader van een aannemingsovereenkomst (handelsrecht). De arbeidsovereenkomst van een werknemer bestaat uit drie karakteristieke elementen: de arbeid, het loon en de gezagsverhouding van de werkgever. Zoals we later zullen zien, zijn die drie elementen essentieel. De aannemingsovereenkomst houdt in dat een zelfstandig ondernemer zich ten opzichte van zijn klant verbindt om een bepaald werk tegen een bepaalde prijs uit te voeren.
De wetgever noemt iemand een schijnzelfstandige wanneer deze het sociaal statuut van zelfstandige aanneemt, terwijl hij in werkelijkheid zijn beroepsactiviteit onder het gezag van zijn 'klant' uitoefent. In dat geval verenigen de klant en de schijnzelfstandige de facto de drie karakteristieke elementen van de werknemer, doordat de betaling van patronale sociale zekerheidsbijdragen en van sommige verschuldigde sommen aan de werknemer (13de maand, vakantiegeld, enz.) op die manier wordt ontlopen, net zoals sommige regels ter bescherming van de werknemers (opzegtermijnen, rusttijden, enz.).
In ons rechtssysteem staat het de partijen vrij om de aard van de overeenkomst die hen bindt te bepalen. Het is echter niet omdat een zelfstandige correct bij de overheid staat geregistreerd en hij overeenkomsten van onderaanneming heeft afgesloten, dat hij niet als schijnzelfstandige kan worden beschouwd. In werkelijkheid mag de professionele samenwerking tussen klant en leverancier geen feiten onthullen die incompatibel zijn met de soort overeenkomst die ze zijn aangegaan. In de praktijk voorziet de wet die vanaf 1 januari 2013 in voege is getreden in drie types van criteria die de overheid kan gebruiken om de werkelijke arbeidsrelatie tussen de partijen te beoordelen: neutrale criteria, algemene criteria en, tot slot, specifieke criteria die eigen zijn aan sommige sectoren en beroepen.
Criteria
De neutrale criteria mogen niet worden gebruikt om een beroepsrelatie te beoordelen. Van deze criteria onthouden we vooral wat de overeenkomst klant-leverancier inhoudt, maar ook alle inschrijvingen van de zelfstandige bij organismen voor zelfstandigen (RSZ, KBO, BTW, enz.). Anders gezegd, al deze criteria kunnen niet worden ingeroepen om aan te tonen dat men inderdaad als zelfstandige werkzaam is.
De algemene criteria omvatten de criteria die de aard van de arbeidsrelatie beoordelen, en meer bepaald of de zelfstandige werkelijk zelfstandig werkt ten opzichte van zijn klant: de wil der partijen, de vrijheid om zijn werk en werktijd te organiseren, het aan- of afwezig zijn van hiërarchische controle, enz.
De specifieke criteria, tot slot, worden bij koninklijk besluit vastgesteld en hebben betrekking op sommige sectoren en beroepen. Deze criteria zijn dus niet van toepassing op alle personen die het statuut van zelfstandige hebben.
Gevolgen
Wanneer de uitvoering van de arbeidsrelatie de aanwezigheid aan het licht brengt van criteria die onverenigbaar zijn met de door de partijen gegeven kwalificatie, dan kan de overheid het statuut van schijnzelfstandige vaststellen. Deze criteria hebben dus elk apart genomen geen enkele waarde. De discordantie moet worden bewezen door de samenloop van meerdere criteria, of ze nu algemeen of specifiek zijn. Het ontdekken van zulke onverenigbaarheden kan zware gevolgen hebben. De arbeidsrelatie kan namelijk opnieuw worden gekwalificeerd, waarbij het geschikte stelsel van sociale zekerheid zal worden toegepast. Met andere woorden, de overheid zal van mening zijn dat de zelfstandige in werkelijkheid een werknemer is vanaf zijn eerste werkdag. De klant-werkgever zal dus een opzeggingsvergoeding, eindejaarspremies, vakantiegeld en betaald verlof moeten uitbetalen, en uiteraard ook patronale sociale zekerheidsbijdragen en andere boetes voor alle inbreuken die worden vastgesteld. Het is onnodig om te zeggen dat de rekening hoog kan oplopen en dat het uiterst raadzaam is om informatie in te winnen over het onderwerp en over hoe dit soort problemen te vermijden...
De eventsector en het statuut van zelfstandige
Op dit moment worden de beroepen in de eventsector niet specifiek door de overheid geviseerd. Desondanks houden de criteria die de overheid gebruikt om het statuut van schijnzelfstandige toe te kennen talrijke risico's in.
Deze risico's hebben vooral betrekking op het feit dat evenementen projecten zijn waarvan de voorbereiding en verwezenlijking zich op korte, middellange of lange termijn afspelen, en dit met naleving van een lastenboek dat uiteraard voor alle onderaannemers bindend is. Met het idee van samenwerken voor een collectief en uniek doel in gedachten is het moeilijk om ons voor te stellen hoe een (echte) zelfstandige dat soort werk in opdracht van zijn klant kan uitvoeren indien hij volledig onafhankelijk moet handelen, zonder de minste verplichting hoeven na te leven op het vlak van tijd en middelen die het lastenboek oplegt, zonder ooit bij zijn klant te werken, zonder het materiaal van deze laatste te gebruiken of een T-shirt met zijn logo erop te dragen, enz.
Hoewel de eventsector niet in het bijzonder door de overheid wordt geviseerd, worden sommige afdelingen ervan toch geraakt, zoals de schoonmaak-, bewakings- en transportsector. Ondanks dit gegeven en het feit dat een gewaarschuwd man er twee waard is, is het nuttig om enkele praktische maatregelen te nemen om niet voor onaangename verrassingen komen te staan. Van de nuttige adviezen die we hierbij moeten onthouden, merken we op dat het absoluut belangrijk is om geen vaste bedragen op regelmatige basis te factureren, waardoor het zou lijken alsof het om een soort werknemersloon gaat. Integendeel, het is beter om de voorkeur aan uurtarieven te geven, waarbij er op verschillende bedragen wordt uitgekomen. Zelfs wanneer een stage manager, bijvoorbeeld, ertoe wordt gebracht om meerdere maanden in opdracht van een en dezelfde klant te werken.
Tijdens de sessie die door BESA werd georganiseerd, legde Stijn Sablin van Mazars Tax Consulants uit dat de overheid gegevens uit verschillende bronnen tegenkomt: rijksregister, KBO, Dimona en nog vele andere. In zijn toelichting herinnerde hij er overigens aan dat sommige situaties de risico’s volledig uitsluiten. "De leden van eenzelfde gezin en de leden van een raad van bestuur kunnen er uiteraard niet van verdacht worden schijnzelfstandigen te zijn," verklaarde hij. "In geval van twijfel bestaat er in ieder geval de mogelijkheid om een sociale ruling met de belastingdienst aan te gaan, om op manier gedurende drie jaar problemen te vermijden, eventueel met terugwerkende kracht."
Indien de zelfstandige en de klanten zich in een moeilijke positie voelen, wordt hen in ieder geval aanbevolen, aangezien elke situatie uniek is, om een specialist in de materie te raadplegen!
Bron: B-ESA