COLUMN - Weet je wat zalig is? Op een heetgeile augustus-avond in je hangmat een opiniestuk lezen van Torfs, Slangen of Camps. Nadat je eerst dat gevecht hebt geleverd met de krant - uiteraard wordt zo’n opiniestuk in een waardige papieren versie gelezen en niet op een onooglijk klein schermpje waar je de inkt en dus de inspanning niet kunt van ruiken - om deze laatste in gevouwen toestand op de juiste plaats te krijgen. Dat zomers briesje, hoe klein en verfrissend ook, helpt daar niet echt bij.
Dat glas rosé - het is tenslotte zomer en je leeft maar één keer - staat jammer genoeg lauw te worden in het gras en pas nu ontdek je dat je tuin dan toch geen biljarttafel is. Maar de hangmatmomenten zijn zeldzaam in België, je kan er dus maar beter van genieten, en dus dienen ze niet om futiliteiten als biljartlakens, lauwe rosé en het opvouwen van kranten als klagende ondertoon te krijgen.
Terug naar die opiniestukschrijvers dus. Zelfs in deze bloedhete temperaturen weten ze een feit te fileren tot zijn essentie, je weliswaar achterlatend met meer vragen dan je had voor je hun stuk las. Maar misschien is dat nu net de bedoeling van een opiniestuk : je dwingend triggeren tot nadenken, je een aantal argumenten pro of contra of beiden geven terwijl je alsnog de ruimte krijgt om er nog enkele aan toe te voegen. Cogito ergo sumsgewijs neemt je denkvermogen - uitzonderlijk en slechts voor even - een vooraanstaande rol in die cortex van je.
In één van die opiniestukken stond het: “openen om nooit meer te sluiten”. Het stond er als een gebod veeleer dan een wens, een indringende smeekbede veeleer dan een krantentitel. Ik zag het helemaal voor me: het zware rode velours gordijn schreed langs beide kanten gelijkmatig open en de scene kreeg haar glansrol. Wisten de bezoekers - weliswaar op anderhalve meter van elkaar gezeten én met mondmasker - veel dat het niet meer zou sluiten.
Zo prozaïsch als ik het nu omschrijf, is het uiteraard niet. Dat is het overigens zelden in het leven. “Openen om nooit meer te sluiten” is het credo van onze beurs- en eventsector dat hier luid schreeuwend wordt uitgekeeld. Je zou voor minder na anderhalf jaar. Als Mozes zijn volk nog eens door de dorre woestijn zou moeten leiden, zou hij dit credo ook als elfde gebod in steen beitelen. Een zoveelste overlegcomité zou daar weinig kunnen aan veranderen of tegenstribbelen.
Ja er is de Deltavariant. En in de race tussen hem - of is een virusvariant vrouwelijk ? In deze genderonduidelijke tijden moet je opletten wat je schrijft en zegt met microfoons al dan niet ingeschakeld - en de vaccinatiegraad lijkt hij of zij het bijwijlen te halen. Natuurlijk wordt hij daarbij geholpen door het Europees voetbalkampioenschap - waar is overigens de tijd dat we konden zeggen “dat op het einde de Duitsers wonnen” ? - en de terugkerende vakantiegangers. De fuivende jongeren die de daarvoor speciaal ingelegde reizen naar Lloret de Mar bevolkten, en de ouders die stiekem hun besmette nakomelingen op het vliegtuig huiswaarts zetten, laat ik dan even achterwege. Ik mag ook eens egoïstisch zijn.
Maar na Delta volgt Epsilon. Al goed dat het Griekse alfabet slechts 24 letters telt en geen 26 zoals het onze. Ik wil maar zeggen dat na deze er nog twintig variantjes kunnen volgen. En stel je nu eens voor dat onze sector, samen met cultuur - die andere niet essentiële sector volgens sommigen - bij elke variant weer dicht gaat. Dat kan geen enkele sector aan, laat staan een mens. Dat jojoën zou dodelijk zijn. Vandaar dat “openen om nooit meer dicht te gaan”. En als er dan toch weer sectoren dicht moeten, stem ik voor de politiek. Dat zij dan eens op tijdelijke werkloosheid worden geplaatst. Dat zij dan eens 70% van 2755€ bruto op hun rekening krijgen. En dat dan gedurende minstens 18 maanden. Wie heeft überhaupt politici nodig als er geen toiletpapier meer in de rekken ligt ?
We hebben onderhand met z’n allen geleerd van thuis te blijven – het was immers van moetens - zodat het een hele klus wordt om ons opnieuw uit die knusse zetel te krijgen. Die beurs- en eventorganisator kan dus maar beter zijn volledige trukendoos bovenhalen om ons – zielige maar gemakkelijkheidshalve en coronaveilige thuiszitter – te overhalen om naar buiten te komen. De goesting en de drang zijn er nochtans. Zeker na anderhalf jaar. Kijk maar naar het succes van al die bubbelconcerten...
Maar voor gewone standjes naast standjes – en ik heb het hier wel degelijk over beursstandjes deugnieten – zonder enige beleving, animatie of interactie krijg je de Lambdabezoeker (sorry voor deze alweer Griekse verwijzing, maar het is de franstalige M. Tartempion, of de Vlaamse Mr. Janssens of Peeters die wordt bedoeld) niet meer uit die zetel. Organisatoren zullen van de platgetreden paden moeten afwijken, nieuwe inzichten schenken, digitale hulpmiddelen inschakelen en vooral al te oude concepten overboord gooien. Gedaan met wat zogezegd altijd heeft gewerkt en durven vernieuwen. Niet omdat iedereen zegt dat het moet, maar omdat je citroenen niet eindeloos kunt uitpersen.
Edoch zonder dat eeuwenoude DNA van je beurs of event overboord te gooien. Je ziel, je kapitaal. Dat DNA is wat je groot heeft gemaakt, daar mag je niet aan raken en daar moet je trouw aan blijven. Als je die ziel kwijt bent kan je al zowel een ander beroep kiezen. Of tijdelijk werkloos blijven …
Maar ik geloof rotsvast in de veerkracht en de vindingrijkheid van onze beurs- en eventsector. Ze staan niet voor niets tot in het buitenland bekend om zich permanent her uit te vinden. Samen met de goesting – wat een mooi Vlaams woord overigens – van eenieder om elkaar opnieuw live te ontmoeten zal het digitale nieuwe bezoekersgroepen aanboren, als perfecte aanvulling op dat live gebeuren.
Live is nog nooit zo alive geweest.